Groene geopolitiek
Op uitnodiging van Holland Circular Hotspot ben ik afgelopen maand naar Istanbul gevlogen om tijdens een conferentie over Circulaire Economie een presentatie te geven over de EU-regelgeving.
Ook in Turkije speelt het probleem van zwerfafval en men overweegt het invoeren van statiegeld op drankverpakkingen en een UPV voor overige verpakkingen. De ministeries en bedrijven in Turkije kijken met enige verbazing naar de stortvloed aan regelgeving die hen vanuit Europa bereikt. Turkije heeft een grote industriële sector, die voor een groot deel afhankelijk is van export naar Europa. Hierbij moeten ze aan steeds meer regels voldoen, zoals de CSRD, CSDDD, SUP, ESPR, PPWR, etc. Voor de export naar het oosten gelden deze regels niet.
Op het vliegveld in Istanbul kocht ik het boek ‘This is Türkiye, on the verge of energy and economic independence’ van Berat Albayrak, voormalig minister van Energie en Financiën en tevens schoonzoon van president Erdogan. Het boek gaat over de geopolitieke veranderingen, waarbij het zwaartepunt van de wereldeconomie weer langzaam naar het oosten verschuift. In dit egodocument beschrijft Albayrak hoe Turkije de afgelopen decennia, onder zijn leiding, voortvarend bezig is geweest met het opzetten van een eigen wind- en zonne-energiesector. Tegelijkertijd heeft het land ook zwaar geïnvesteerd in het grootschalig exploiteren van de aanwezige aardgasvelden en is de steenkoolproductie opgevoerd met als voornaamste doel economische onafhankelijkheid.
Ook in China en de Golfregio wordt gelijktijdig geïnvesteerd in duurzame energie én worden tientallen nieuwe kolencentrales, olieraffinaderijen en kunststoffabrieken gebouwd. Volgens de International Energy Agency (IEA) wordt de top van de vraag naar fossiele energie namelijk pas omstreeks 2029 bereikt.
Europa wil met de Green Deal sneller gaan met de transitie dan de rest van de wereld. Dit biedt enerzijds kansen voor onze industrie, maar vormt anderzijds ook een serieuze bedreiging. De maakindustrie in Europa heeft het al zwaar, omdat ze met steeds strengere regels te maken krijgt en moet concurreren op de wereldmarkt. Een recent voorbeeld zijn de kunststofrecyclingbedrijven die in zwaar weer verkeren of zelfs failliet gaan. Zij moeten concurreren tegen fossiele kunststoffen die tegen bodemprijzen de haven van Rotterdam worden ingevaren. De doelen voor het verplicht toepassen van recycled kunststof in de EU regelgeving kunnen dit gaan veranderen. Hierin is onder meer afgesproken dat in 2030 allerlei soorten kunststofproducten en -verpakkingen voor tientallen procenten uit gerecycled plastic moeten bestaan.
Nederland wil dit naar voren trekken. In 2023 heeft het kabinet besloten tot een norm voor een minimum aandeel niet-fossiele kunststoffen. Deze ’bijmengverplichting’ ofwel de Nationale Circulaire Plastic Norm, start in 2027 met ca 15% en loopt op tot 25-30% in 2030. Hiervoor heeft het kabinet ook financiële middelen beschikbaar gesteld uit het Klimaatfonds. Recyclingbedrijven zijn uiteraard overwegend positief over deze maatregelen, al is het de vraag of het niet te laat is. Onder kunststofverwerkers zijn er echter zorgen over de effecten van de norm op de concurrentiepositie van Nederlandse ten opzichte van buitenlandse verwerkers. Wanneer de norm alleen van toepassing is op de producten van Nederlandse verwerkers voor de Nederlandse markt, verwachten zij een deel van hun klanten te verliezen aan buitenlandse concurrenten.
Laten we in Nederland vooral blijven investeren in een sterke en circulaire economie, maar dan wel zonder de geopolitieke ontwikkelingen uit het oog te verliezen.
Deze column is eerder verschenen in MilieuMagazine.